Ik hield mijn adem in. Zou hij voor de zoveelste keer?
Hoe vaak had ik dat zinnetje niet gehoord? En ik kon het hem toch niet vragen:
-Pa, wil je alsjeblief niet doodgaan voor ik terug ben?
-Oe lang bluv zje weg? Twjè moand, pa.
Ik kijk nog eens om – hij heeft mijn knuffels speels afgeweerd – en blaas hem een kushandje toe.
Hij lacht en wuift.
Pa, je moest eens weten. Hoe lang en hoeveel, nog steeds en voor altijd.
En toch was ik je lieveling niet, ontken het maar niet. De derde teleurstelling, wéér een meisje.
En of ik het niet wist, niet met zoveel woorden, maar een kind voelt, pa. Het weet zonder woorden.
Derderangs. En vrolijk. Dat kon jullie bekoren, de lach van het kind. Ze kon het niet verhelpen, ze was zo geboren.
Alleen bij jou vond ik genegenheid, elke morgen op je schoot ondanks de misprijzende blikken van zussen, groot en klein. Je geur, je warmte, je lijf, zonder kon ik de dag niet aan. Je porde de kachel aan, goot kokend water op de koffie, smeerde het brood terwijl moeder veilig boven lag. Met vijven beneden en alleen jou zag ik bewegen, het mes hanteren, je kop leegdrinken. Je handen, pa, ik ken ze op mijn duimpje.
–Naar bed, naar bed, zei Duimelot.
Een kruiske ’s avonds met je grove duim op ons blank voorhoofd, zonder kon ik niet slapen gaan.
Ik wist het niet, niet met zoveel woorden en toch waren het er maar vier: ik had je lief, pa, al van toen ik bestond, maar ik heb jou liefde moeten verdienen.
Als enigste kind op de eerste rij tijdens de proclamatie, ja, daar keken jullie van op, ik ook; het overkwam me.
Je trouwe toeschouwer bij alle klusjes, dat was ik. Je liet de hakbijl vanuit de boom op mijn hoofd vallen. Nu nog heb ik levendige fantasieën over gespleten hoofden. Alles wat jij deed was veel interessanter dan met poppen spelen, pa, of probeerde dat kind je wens waar te maken, le garçon manqué? En deed ma er niet graag een schepje bovenop door ons kort te wieken?
Ja, je zal nog leven als ik terug ben en nee, je moet geen feest geven. Je bent geen man van feesten, je roept ze in het leven om ze te kunnen afblazen, pa.
Leven is genoeg.